EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Carte Orange
2 havo-vwo
2 hv - Unité 3
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
le film policier
=
de thriller
le film d’action
=
de actiefilm
le film d’horreur
=
de horrorfilm
le film de science-fiction
=
de science-fictionfilm
le film classique
=
de klassieker
la comédie
=
de komedie
le documentaire
=
de documentaire
le dessin animé
=
de tekenfilm
le programme
=
het programma
l’entracte
=
de pauze
le chanteur
=
de zanger
la chanteuse
=
de zangeres
le musicien
=
de musicus
le billet
=
het kaartje
la salle
=
de zaal
réserver
=
reserveren
ça finit à
=
het is afgelopen om
le silence
=
de stilte
tourner
=
draaien
le Midi
=
het zuiden
il écrit
=
hij schrijft
le centre
=
het centrum
le monde
=
de wereld
faux
=
fout
deviner
=
raden
le film se passe
=
de film speelt zich af
il faut
=
er is nodig / er zijn nodig
sélectionner
=
selecteren
la résistance
=
het verzet / de weerstand
la guerre
=
de oorlog
principal
=
belangrijkste / voornaamste
bu
=
gedronken
autour de
=
rondom
pour cela
=
daarom
la route
=
de weg
je te tiens au courant
=
ik hou je op de hoogte
le concert
=
het concert
parti
=
weg / vertrokken
lui
=
hem
presque
=
bijna
amoureux
=
verliefd (m)
amoureuse
=
verliefd (v)
dehors
=
buiten
tu pars en vacances
=
jij gaat met vakantie
le stade
=
het stadion
appeler
=
opbellen
tant pis
=
niets aan te doen
attendu
=
gewacht
tu finis
=
jij bent klaar
voyons
=
laat eens kijken
on se voit
=
we zien elkaar
tu m’attends
=
jij wacht op mij
parfait
=
perfect
le guichet
=
het loket
il reste
=
er is over / er blijft over
attendre
=
wachten
je t’offre
=
ik trakteer je op
la comédie musicale
=
de musical
le moment
=
het ogenblik
le nom
=
de naam
vous devez
=
u moet / jullie moeten
retirer
=
afhalen
une demi-heure
=
een half uur
répéter
=
herhalen
le spectacle / la séance
=
de voorstelling
la nouvelle
=
het nieuws
je pars
=
ik vertrek
vous partez
=
jullie vertrekken / u vertrekt
vous venez
=
jullie komen / u komt
promis
=
beloofd