EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Carte Orange
3 havo-vwo
3 hv - Unité 8
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
l’intolérance
=
de onverdraagzaamheid
le dessinateur
=
de tekenaar
témoigner
=
getuigen
se disputer
=
ruzie maken
l’insulte
=
de belediging
la tolérance
=
de verdraagzaamheid
l’enfance
=
de kindertijd
l’enseignant
=
de leraar
faire partie de
=
deel uitmaken van
le changement
=
de verandering
l’interdiction
=
het verbod
obligatoire
=
verplicht
le rire
=
het lachen / de lach
sourire
=
glimlachen
le rayon
=
de straal
le moineau
=
de mus
fier
=
trots (m)
fière
=
trots (v)
trinquer
=
klinken
l’occasion
=
de gelegenheid
le printemps
=
het voorjaar / de lente
défendre
=
verdedigen
l’âme
=
de ziel
mondial
=
wereld
imaginer
=
bedenken / zich voorstellen
le point de vue
=
het standpunt
le chômage
=
de werkloosheid
la filiale
=
het filiaal
l’entreprise
=
de onderneming
le coeur
=
het hart
évoluer
=
zich ontwikkelen
le goût
=
de smaak
équitable
=
eerlijk / rechtvaardig
biologique
=
biologisch
le commerce
=
de handel
tout à fait
=
helemaal
le producteur
=
de producent
le produit
=
het product
le consommateur
=
de consument
disparaître
=
verdwijnen
l’intermédiaire
=
de tussenpersoon
l’association
=
de vereniging
lutter
=
strijden
l’ouvrier
=
de arbeider
la plantation
=
de plantage
la banane
=
de banaan
le coton
=
de katoen
produire
=
produceren
l’esclavage
=
de slavernij
démodé
=
ouderwets
convaincre
=
overtuigen
convaincu
=
overtuigd
de toute façon
=
in elk geval
embarrassant
=
pijnlijk / lastig
le manteau
=
de jas / de mantel
mentir
=
liegen
la vérité
=
de waarheid
égal
=
gelijk / hetzelfde
ça m’est égal
=
dat maakt me niet uit
souffrir
=
lijden
le prétexte
=
het voorwendsel
le courage
=
de moed
le vendeur
=
de verkoper
hésiter
=
aarzelen
tentant
=
verleidelijk
malhonnête
=
oneerlijk
se rendre compte de
=
merken / zich realiseren