Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le plat = het gerecht, de schotel / het gerecht / de schotel
  • épater = indruk maken op
  • tu dois = jij moet / je moet
  • apporter = meebrengen
  • la recette = het recept
  • délicieux, délicieuse / délicieux / délicieuse = heerlijk
  • facile = makkelijk
  • le fromage de chèvre = de geitenkaas
  • frais = vers
  • environ = ongeveer
  • la tranche = de plak
  • le moule = de vorm
  • beurré = beboterd
  • râper = raspen
  • couper = snijden
  • le morceau = het stukje
  • ajouter = toevoegen
  • pressé = uitgeperst
  • mélanger = mengen
  • verser = schenken
  • le four = de oven
  • servir = opdienen
  • la feuille = het blad, het blaadje / het blad / het blaadje
  • le persil = de peterselie
  • parfait = perfect
  • le plat principal = het hoofdgerecht