Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • la gorge = de keel
  • le ventre = de buik
  • le bras = de arm
  • le dos = de rug
  • le genou = de knie
  • la jambe = het been
  • la santé = de gezondheid
  • sain = gezond
  • guérir = genezen
  • la maladie = de ziekte
  • la fièvre = de koorts
  • le bouton = de pukkel
  • gratter = jeuken, krabben / jeuken / krabben
  • avoir mal au coeur = misselijk zijn
  • vomir = overgeven
  • un hôpital = een ziekenhuis
  • le médecin = de arts
  • une infirmière = een verpleegkundige
  • le médicament = het medicijn
  • les consultations = het spreekuur
  • la piqûre = de prik, de steek, de injectie / de prik, de steek / de prik, de injectie / de steek, de injectie / de prik / de steek / de injectie
  • se coucher = naar bed gaan
  • tôt = vroeg