- Frans Nederlands
- pêcher = vissen
- produire = produceren
- utiliser = gebruiken
- servir = dienen
- interdit = verboden
- la fourchette = de vork
- la cuillère = de lepel
- le plat = de schaal
- une assiette = een bord
- le gobelet = het bekertje
- la serviette = het servet
- la tasse = het kopje
- la soucoupe = het schoteltje