Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • ensemble = samen
  • sinon = anders, zo niet / anders / zo niet
  • sacrifier = opofferen, wijden / opofferen / wijden
  • moche / laid = lelijk
  • la curiosité = de nieuwsgierigheid, de bezienswaardigheid / de nieuwsgierigheid / de bezienswaardigheid
  • les moyens = de middelen
  • le mec = de gozer, de vent / de gozer / de vent
  • la santé = de gezondheid
  • toucher = raken, botsen / raken / botsen
  • draguer = versieren
  • commander = bestellen
  • désagréable = onaangenaam, vervelend / onaangenaam / vervelend
  • la preuve = het bewijs
  • un avis = een mening
  • une ambiance = een sfeer
  • le maquillage = de make-up
  • attacher = hechten
  • emprunter (à) = lenen (van)
  • emprunter à = lenen van
  • emprunter = lenen
  • le peintre = de schilder