Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • déjà = al
  • la rentrée = het begin van het nieuwe schooljaar
  • créer = creëren / oprichten
  • circuler / rouler = rijden
  • la sécurité = de veiligheid
  • car = want
  • avoir peur de = bang zijn voor
  • pourtant = toch
  • plat / plate = plat / vlak
  • le centre = het centrum
  • le geste = het gebaar
  • le cycliste = de fietser
  • la tendance = de neiging
  • discret, discrète / discret / discrète = bescheiden
  • déranger = storen
  • visible = zichtbaar
  • freiner = remmen
  • la piste cyclable = het fietspad
  • avoir intérêt à = belang hebben bij
  • se déplacer = zich verplaatsen
  • la liberté = de vrijheid
  • une invention = een uitvinding
  • la selle = het zadel