Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • tout le / toute la = de hele, het hele
  • être au courant = op de hoogte zijn
  • sauf = behalve
  • tomber amoureux = verliefd worden
  • assez = nogal
  • bête = stom
  • sportif = sportief
  • intelligent = intelligent, slim
  • énervant = irritant
  • presque = bijna
  • dis = zeg eens
  • surpris = verrast, verbaasd
  • entre = tussen
  • entrer = naar binnen gaan
  • le temps = de tijd
  • être en train de = bezig zijn met
  • téléphoner = telefoneren
  • autre = andere
  • pendant = tijdens
  • exactement = precies, juist
  • envoyer = sturen, zenden
  • tu m’énerves = je irriteert me
  • meilleur = beste
  • pareil = hetzelfde
  • non plus = ook niet
  • sympa = aardig, sympathiek
  • une année = een jaar
  • chouette = tof, fijn
  • je connais = ik ken
  • depuis = sinds
  • souvent = vaak
  • différent = verschillend, anders
  • surtout = vooral
  • difficile = moeilijk
  • comprendre = begrijpen
  • parce que = omdat
  • pouvoir = kunnen
  • quelqu’un = iemand