EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Franconville
2 vmbo
Etape5
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
un jour
=
op een dag
le terrain
=
het terrein
pleurer
=
huilen
vu
=
gezien
marron
=
bruin
les yeux
=
de ogen
la patte
=
de poot
blanc / blanche
=
wit
une oreille
=
een oor
comme ça
=
zo / zo maar / zo, zo maar
perdre
=
kwijtraken / verliezen / kwijtraken, verliezen
attacher
=
vastmaken
un arbre
=
een boom
la caravane
=
de caravan
le tigre
=
de tijger
entendre
=
horen
le clown
=
de clown
le nez
=
de neus
rouge
=
rood
rigolo
=
grappig, geinig / grappig / geinig
tout de suite
=
meteen
revenir
=
terugkomen
la journée
=
de dag
voici
=
dit is / hier is / dit is, hier is
long
=
lang
la tête
=
het hoofd / de kop / het hoofd, de kop
mignon
=
schattig
le parc
=
het park
chez moi
=
bij mij thuis
avoir peur
=
bang zijn
le petit déjeuner
=
het ontbijt
la tartine
=
de boterham
triste
=
verdrietig
par terre
=
op de grond
rêver
=
dromen
comme d’habitude
=
zoals gewoonlijk
courir
=
rennen
le dîner
=
het avondeten
les parents
=
de ouders
la semaine dernière
=
de vorige week
la caresse
=
de aai
promener
=
uitlaten
avant
=
voor
la laisse
=
de hondenriem
pourtant
=
toch
nécessaire
=
nodig, noodzakelijk / nodig / noodzakelijk
le danger
=
het gevaar
le voisin
=
de buurman
les voisins
=
de buren
faire un détour
=
een omweg maken
se coucher
=
gaan liggen, gaan slapen / gaan liggen / gaan slapen
le bâton
=
de stok
coquin
=
ondeugend