Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • cassé = kapot
  • la livraison = de levering
  • le peintre = de schilder
  • éteindre = uitzetten
  • prévenir = waarschuwen
  • livrer = leveren / afleveren / leveren, afleveren
  • sourd = doof
  • se garer = parkeren
  • le tableau = het schilderij
  • la veille = de vorige dag
  • refroidir = afkoelen
  • congeler = invriezen
  • la saveur = de smaak
  • la plupart = het merendeel
  • saler = zouten
  • la nourriture = het voedsel
  • révéler = onthullen
  • voire = ja zelfs
  • craindre = vrezen
  • apprécier = waarderen
  • récemment = onlangs
  • cru = rauw
  • cependant = toch / echter / toch, echter
  • oriental = Oosters
  • plusieurs = verschillende
  • les jumelles / les jumelles (f) = de verrekijker
  • le sens = de betekenis
  • avarié = bedorven
  • atterrir = landen
  • tirer = trekken
  • un ancêtre = een voorouder
  • l'ancêtre = de voorouder
  • le jugement = het oordeel
  • écarter = spreiden
  • la superficie = de oppervlakte
  • désert = de woestijn
  • une enquête = een onderzoek
  • le citoyen = de burger
  • insupportable = ondraaglijk / onuitstaanbaar / ondraaglijk, onuitstaanbaar
  • pousser = duwen
  • par contre = daarentegen
  • le morceau = het stuk
  • le doigt = de vinger
  • chauffer = opwarmen / verwarmen / opwarmen, verwarmen / op-/verwarmen
  • ajouter = toevoegen
  • le four = de oven
  • à l'endroit = met de goede kant boven
  • petit à petit = beetje bij beetje
  • prêt = klaar
  • goûter = proeven
  • découper = snijden
  • remuer = roeren
  • retourner = omdraaien
  • une assiette = een bord
  • emporter = meenemen
  • verser = gieten
  • le clavier = het toetsenbord
  • un logiciel = een computerprogramma / een programme / een (computer)programma
  • les lentilles / les lentilles (f) = de lenzen
  • un écran = een scherm
  • la souris = de muis
  • le stylo à bille = de balpen
  • les ondes / les ondes (f) = de straling
  • le printemps = de lente
  • franc = echt / eerlijk / echt, eerlijk
  • une pochette = een hoesje
  • la sincérité = de oprechtheid
  • un utilisateur = een gebruiker
  • s'afficher = verschijnen
  • le tissu = de stof
  • disposer de = beschikken over
  • animé = druk / levendig / druk, levendig
  • suivre = volgen
  • conseiller = aanraden
  • le renseignement = inlichting
  • la représentation = voorstelling
  • la sortie = de uitgang / de afrit / de uitgang, de afrit
  • les enivirons / les environs (m) = de omgeving
  • veuillez = wilt u zo vriendelijk zijn
  • se taire = zwijgen
  • passer = doorgeven
  • la peine = de moeite
  • taper = toetsen / typen / toetsen, typen
  • une indication = een aanwijzing
  • le collaborateur = de medewerker
  • ensuite = vervolgens / daarna / vervolgens, daarna