Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • obliger = verplichten
  • le poids = het gewicht
  • exiger = eisen
  • à l'égard de = ten opzichte van
  • le combat = de strijd
  • faire face à = weerstand bieden aan
  • remuer = bewegen
  • attribuer à = toekennen aan
  • le malaise = het gevoel van onbehagen
  • juger = beoordelen, geloven / beoordelen / geloven
  • capable = geschikt
  • un usager = een gebruiker
  • s'estimer = zich achten
  • le gaspillage = de verspilling
  • demander des comptes = iemand rekenschap vragen
  • recommander = aanbevelen
  • provoquer = veroorzaken
  • le cartable = de schooltas
  • vis-à-vis = tegenover
  • la suppression = de afschaffing
  • destiner = bestemmen
  • une enseignante = een docente
  • réunir = verenigen
  • utile = nuttig
  • interroger = ondervragen
  • le métier = het vak, het beroep / het vak / het beroep