Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le bouton = de knop
  • se fier à = vertrouwen op
  • élevé = hoog
  • le tuyau = het buisje
  • incapable = niet in staat
  • un accompagnateur = een begeleider
  • accomplir = uitvoeren
  • un appareil = een apparaat
  • le taux = het gehalte
  • la victoire = de overwinning
  • être déterminé à = vastbesloten zijn om
  • réchauffer = opwarmen
  • une piqûre = een prik, een injectie / een prik / een injectie
  • le refuge = de schuilhut
  • se gâter = slechter worden
  • un effort = een moeite
  • compatible = bij elkaar passend
  • se rendre compte = beseffen
  • une ascension = een beklimming
  • en autonomie = zelfstandig
  • perdre connaissance = flauwvallen
  • surmonter = overwinnen
  • la voie = de weg, het spoor / de weg / het spoor
  • diminuer = verminderen
  • gérer = regelen, beheersen / regelen / beheersen
  • le brouillard = de mist