Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • un oignon = een ui
  • arroser = overgieten
  • une étoile = een ster
  • la cuisson = het bakken
  • cuire = koken / bakken / koken, bakken
  • un amateur = een liefhebber
  • la marmite = de kookpot
  • à feu moyen = op matig vuur
  • la marchandise = de koopwaar
  • obtenir = verkrijgen
  • un enseignant = een onderwijzer
  • le vinaigre = de azijn
  • dresser = opmaken, opzetten / opmaken / opzetten
  • brûler = branden / verbranden / branden, verbranden
  • la poule = de kip
  • une escalope = een schnitzel
  • la commande = de bestelling
  • le poivre = de peper
  • estimer = schatten
  • la chaîne = de keten
  • le lapin = het konijn
  • l'orthographe = de spelling
  • le lard = het spek
  • la terrine = de schaal
  • un os = een bot
  • le porc = het varkensvlees