Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le frein = de rem
  • le bijou = het sieraad
  • couvrir = dekken
  • restreint = beperkt
  • une huître = een oester
  • évoquer = oproepen, vermelden / oproepen / vermelden
  • le panneau = het bord
  • le traitement = de behandeling
  • déplorer = betreuren
  • peindre = schilderen
  • se régaler = jezelf trakteren
  • l'ail = de knoflook
  • le souci = de zorg, de bezorgdheid / de zorg / de bezorgdheid
  • faire une marche-arrière = achteruitrijden
  • le trou = het gat
  • prendre en charge = voor zijn rekening nemen
  • néanmoins = desalniettemin
  • faire des économies = bezuinigen
  • la bague = de trouwring
  • intercepter = onderscheppen
  • une approbation = een goedkeuring
  • le poids = het gewicht
  • inconcevable = ondenkbaar, onbegrijpelijk / ondenkbaar / onbegrijpelijk
  • le mot = het woord
  • un espace = een ruimte
  • hebdomadaire = wekelijks