Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • vaste = groot, uitgestrekt
  • le visage = het gezicht
  • avant que = voordat
  • paisible = vredig
  • se rassurer = zich niet ongerust maken
  • bouger = bewegen
  • autour = rondom
  • s'assoir = zitten
  • clair = helder
  • dehors = buiten
  • car = want
  • mettre à l’aise = op zijn gemak stellen
  • quelqu'un = iemand
  • accueillir = ontvangen
  • concerner = betreffen
  • un échange = een uitwisseling
  • sourire = glimlachen
  • retenir = onthouden
  • battre = slaan, kloppen
  • ignorer = negeren
  • discuter = praten
  • par l’intermédiaire de = door tussenkomst van
  • affronter = het hoofd bieden
  • avoir lieu = plaats vinden
  • même si = zelfs als
  • repérer = ontdekken
  • cher, chère = beste
  • pourtant = toch, echter
  • ceux = diegenen
  • le lendemain = de volgende dag