Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • nul = slecht
  • le passe-temps = de hobby
  • correspondre = schrijven
  • un intérêt = een interesse
  • plein de = een heleboel
  • préférer = liever hebben
  • se présenter = zich voorstellen
  • si possible = indien mogelijk
  • seconde = tweede
  • assez = nogal, tamelijk
  • favori, favorite = lievelings
  • surtout = vooral
  • le samedi = op zaterdag, ’s zaterdags
  • rester en forme = fit blijven
  • joindre = toevoegen
  • c'est pourquoi = daarom
  • oublier = vergeten
  • parfois = soms
  • améliorer = verbeteren
  • se rencontrer = ontmoeten
  • ainsi = zo
  • revoir = terugzien
  • la fermeture = de sluiting
  • posséder = bezitten
  • prochainement = binnenkort
  • drôle = leuk, grappig
  • pas terrible = niet geweldig
  • se baigner = zwemmen
  • tomber amoureux, amoureuse = verliefd worden
  • le portable = de mobiele telefoon
  • faire la connaissance de = kennismaken met
  • raconter = vertellen
  • au bord de la mer = aan zee
  • étranger = buitenlands
  • s'ennuyer = zich vervelen
  • ouvert = geopend
  • le répondeur = het antwoordapparaat
  • vachement = vreselijk
  • prendre un pot = iets drinken
  • se retrouver = elkaar weer ontmoeten