EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Libre Service
4 vwo
unité7
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
le tableau
=
het schilderij
le feu
=
het vuur
prévenir
=
voorkomen
le peintre
=
de schilder
sourd
=
doof
la livraison
=
de levering
la veille
=
de vorige dag
livrer
=
bezorgen
cassé
=
gebroken
se garer
=
parkeren
une horloge
=
een klok
un avenir
=
een toekomst
baisser
=
neerlaten / verlagen / neerlaten, verlagen
le réseau
=
het netwerk
les informations / les informations (f)
=
het nieuws
en matière de
=
op het gebied van
le four
=
de oven
le chauffage
=
de verwarming
le contenu
=
de inhoud
faire partie de
=
deel uitmaken van
un ensemble
=
een geheel
par l'intermédiaire de
=
door bemiddeling van
composer
=
samenstellen
la reconnaissance
=
de herkenning
la cheminée
=
de open haard
permettre
=
in staat stellen
la puce
=
de chip
développer
=
ontwikkelen
la gestion
=
het beheer
consulter
=
raadplegen
le singe
=
de aap
répandre
=
verspreiden
les poils
=
de haten
les poils (m)
=
de haren
gratter
=
krabben
un effort
=
een inspanning
avouer
=
toegeven
le prétexte
=
de smoes
terrestre
=
aard
le menteur
=
de leugenaar
le profondeur
=
de diepte
la tache
=
de vlek
un outil
=
een gereedschap
le cerveau
=
het brein
frotter
=
wrijven
la taille
=
de grootte
la trompe
=
de slurf
tirer la langue
=
de tong uitsteken
ressembler
=
lijken
la cuisse
=
de kuit
le porte-clé
=
de sleutelhanger
le marron
=
de kastanje
à l’endroit / à l’endroit (m)
=
omgedraaid
chauffer
=
opwarmen
couper
=
snijden
la cuillère
=
de lepel
remuer
=
roeren
mou / molle / mou, molle
=
zacht
la chaleur
=
de warmte
verser
=
schenken
une assiette
=
een bord
refroidir
=
koud worden
le morceau
=
het stuk
craindre
=
vrezen
la feuille
=
het blaadje
le trou
=
het gat
ajouter
=
toevoegen
lisse
=
glad
fondre
=
smelten
le micro-ondes
=
de magnetron
une étoile
=
een ster
le stylo à bille
=
de balpen
s'afficher
=
verschijnen
le printemps
=
de lente
un écran
=
een scherm
le clavier
=
het toetsenbord
quant à
=
wat betreft
un appareil
=
een apparaat
une pochette
=
een hoesje
un tissu
=
een stof
le logiciel
=
de software
emmener
=
meenemen
il vaut mieux
=
het is beter
le conteneur
=
de container
prudent
=
voorzichtig
un onde
=
een golf
la franchise
=
de openheid
un interlocuteur
=
een gesprekspartner
sincère
=
eerlijk
une affection
=
een gevoel
disposer
=
bezitten
le congélateur
=
de diepvriezer
bienvenue
=
welkom
la plaisanterie
=
de grap
couvrir
=
bedekken
la peine
=
de moeite
avoir accès à
=
toegang hebben tot
la représentation
=
de voorstelling
un réseau
=
een netwerk
les rideaux / les rideaux (m)
=
de gordijnen
le carrefour
=
het kruispunt
sortir
=
eruit halen
dégeler
=
ontdooien
cuit
=
gaar
gérer
=
beheren / besturen / beheren, besturen
entier
=
heel / volledig / heel, volledig
soi-disant
=
zogenaamd
un fichier
=
een bestand
taper
=
intoetsen
le vitrage
=
de ruiten