Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • un enterrement = een begrafenis
  • méfiant = wantrouwend
  • orgueilleux = trots
  • tout m’échappe = alles ontgaat me
  • le torchon = de vaatdoek
  • se faire draguer = zich laten versieren
  • le mouchoir = de zakdoek
  • craquer = vallen voor
  • le destin = het lot
  • emprunter = lenen, ontlenen / lenen / ontlenen
  • le saut = de sprong
  • rapprocher = nader tot elkaar komen
  • la grève = de staking
  • ringard = ouderwets
  • sous la main = heimelijk
  • foireux = waardeloos
  • le grand huit = de achtbaan
  • déconner = onzin uitkramen, domme dingen doen / onzin uitkramen / domme dingen doen
  • le manège = de draaimolen
  • comme d’habitude = zoals gewoonlijk
  • au départ = in het begin
  • interrompu = onderbroken
  • le malentendu = het misverstand
  • une étoile = een ster
  • un objectif = een doel
  • soit… soit… = hetzij… hetzij…