Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • la compétence = de bekwaamheid / de deskundigheid
  • un ère = een tijdperk
  • soulever = doen opwaaien
  • avoir droit de cité = geaccepteerd zijn
  • tardif = laat
  • la vertu = de goede eigenschap
  • issu de = voortgekomen uit
  • une interrogation = een vraagteken
  • faire défaut = ontbreken
  • la minorité = de minderheid
  • croissant = toenemend
  • devoir à = te danken hebben aan
  • parcourir = doorlopen
  • la toile = het net
  • extraire = eruit halen
  • fier = trots
  • brutal = ruw
  • une arme = een wapen
  • performant = goede prestaties leverend
  • un avènement = de opkomst
  • autant = evenveel
  • bénéficier = profiteren
  • opter pour = de voorkeur geven aan
  • un outil = een gereedschap / een werktuig
  • incontournable = onvermijdelijk
  • augmenter = groeien / toenemen