Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • rendre visite = bezoeken
  • douloureux = pijnlijk
  • le camarade de classe = de klasgenoot
  • pareil = dergelijk
  • suite à = ten gevolge van
  • guérir = genezen
  • la cicatrice = het litteken
  • temporaire = tijdelijk
  • le crâne = de schedel
  • hors de = buiten
  • faire des courses = boodschappen doen
  • la cheville = de enkel
  • entre autres = onder andere
  • la côte = de rib
  • une expérience = een ervaring
  • indeterminé = onbepaald
  • un accident de la route = een verkeersongeluk
  • la blessure = de wond
  • superficiel = oppervlakkig
  • tout à fait = helemaal
  • le soulagement = de opluchting
  • souffrir = pijn hebben
  • à tout jamais = voor altijd
  • choqué = geschokt
  • la guérison = de genezing
  • Quelle malchance! = Wat een pech!