Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • les coordonnées = de persoonlijke gegevens
  • hebdomadaire = week- / wekelijks
  • d’abord = eerst
  • la fermeture = de sluiting
  • accueillir = ontvangen
  • le répondeur = het antwoordapparaat
  • vachement = hartstikke
  • prochainement = binnenkort
  • le port = de haven
  • se retrouver = elkaar weer ontmoeten
  • drôle = grappig / leuk
  • s’ennuyer = zich vervelen
  • se baigner = zwemmen
  • le portable = de mobiele telefoon
  • ensuite = vervolgens
  • prendre un pot = iets drinken
  • l’agence = het bureau
  • au bord de la mer = aan zee
  • veuillez = zou u zo vriendelijk willen zijn om
  • pas terrible = niet geweldig
  • posséder = bezitten
  • revoir = terugzien
  • ouvert = geopend
  • faire la fête = feestvieren
  • rentrer = naar huis gaan
  • rappeler = terugbellen
  • faire connaissance avec = kennismaken met
  • le rendez-vous = de afspraak
  • partir en vacances = met vakantie gaan
  • la bande = de groep