Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • plutôt = eerder / liever
  • passer = langskomen
  • être d’accord = het eens zijn
  • si = jawel
  • paraître = schijnen / lijken
  • au contraire = integendeel
  • n’importe quoi = onzin
  • manquer = missen
  • se sentir bien = zich goed voelen
  • prévoir = van plan zijn
  • violent = gewelddadig
  • ouvert = open
  • compter = ertoe doen / tellen
  • la bande-annonce = de trailer
  • rigolo = grappig / lollig
  • nerveux = zenuwachtig
  • se donner rendez-vous = afspreken
  • se disputer = ruzie maken
  • venir chercher = ophalen
  • avoir l’impression = de indruk hebben
  • appeler quelqu’un / téléphoner à quelqu’un = iemand bellen
  • laisser un message = een boodschap achterlaten
  • annuler un rendez-vous = een afspraak afzeggen
  • joindre quelqu’un au téléphone = iemand telefonisch bereiken
  • le coup de fil = het telefoontje
  • remettre un rendez-vous / déplacer un rendez-vous = een afspraak verzetten
  • passer quelqu’un = doorverbinden met iemand
  • se tromper de numéro = een verkeerd nummer kiezen
  • confirmer un rendez-vous = een afspraak bevestigen