EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Libre Service vierde editie
HAVO - Leerjaar 4 - 4e editie
4 havo-unité 1, CONTACT
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
sonner
=
overgaan / klinken
la touche
=
de toets
le doigt
=
de vinger
remplir
=
invullen / vullen
le forfait
=
de bundel
combien
=
hoeveel
appuyer
=
drukken
rappeler
=
terugbellen
montrer
=
laten zien
servir à
=
dienen / gebruikt worden om
énerver
=
irriteren
déplacer
=
verplaatsen
l’effort
=
de poging
raccrocher
=
ophangen
l’écran
=
het scherm
le chargeur
=
de oplader
marche / arrêt
=
aan / uit
le mode silencieux
=
de stille modus
le bouton
=
de knop
le bouton accueil
=
de homeknop
la résolution
=
het voornemen
surtout
=
vooral
le chagrin
=
het verdriet
réussir à
=
slagen voor
le mode
=
de modus / de stand
le lieu / l’endroit
=
de plaats / de plek
l’histoire
=
het verhaal / de geschiedenis
la veille
=
de dag voor / de dag ervoor
ressember à
=
lijken op
continuer à
=
doorgaan met
l’espoir
=
de hoop
la perte
=
het verlies
les fournitures scolaires
=
de schoolbenodigdheden / de benodigdheden
l’objectif
=
het doel
en milieu de
=
midden in
le cerveau
=
het brein / de hersenen
la destination
=
de bestemming
la récré / la récréation
=
de pauze
le proviseur
=
de rector
la filière
=
het profiel
redoubler
=
blijven zitten / doubleren
l’orientation
=
de studiekeuze / de beroepskeuze
le bac / le baccalauréat
=
het eindexamen
discuter
=
praten
se présenter
=
zich voorstellen
le plus vite possible
=
zo snel mogelijk
le passe-temps
=
de hobby
le même / la même / les même / les mêmes
=
dezelfde / hetzelfde
en seconde
=
in de vierde klas
correspondre
=
corresponderen / schrijven
le magazine
=
het tijdschrift
aîné
=
oudste
nul
=
heel slecht
oublier
=
vergeten
à bientôt
=
tot gauw
l’émission
=
de uitzending
espérer
=
hopen
la matière
=
het vak
l’allemand
=
het Duits
préférer
=
liever willen / de voorkeur geven
À+ / à plus
=
tot later
regarder la télé
=
tv-kijken
surfer sur Internet
=
surfen op internet
le jeu vidéo
=
het computerspelletje
faire de la danse
=
dansen
le hobby / les hobbies
=
de hobby / de hobby’s
jouer au foot
=
voetballen
reprendre
=
opnieuw beginnen met
en boîte
=
in de disco / naar de disco
sans doute
=
waarschijnlijk
rigoler
=
lol maken
terminer
=
aflopen / eindigen
grave
=
ernstig
convaincre
=
overtuigen
épuisant
=
uitputtend
monter la tente
=
de tent opzetten
le contraire
=
het tegenovergestelde
rassurer
=
geruststellen
tomber amoureux
=
verliefd worden
la confiance
=
het vertrouwen
fils unique / fille unique
=
enig kind
le texto
=
de sms
faire les courses
=
de boodschappen doen / boodschappen doen
le moniteur
=
de begeleider
être habitué à
=
gewend zijn aan
le maillot de bain
=
het badpak
bronzer
=
zonnen / bruin worden
la valise
=
de koffer
s’ennuyer
=
zich vervelen
faire du ski / skier
=
skiën
l’été
=
de zomer
réfléchir
=
nadenken
hebdomadaire
=
week- / wekelijks
avoir envie de
=
zin hebben om
revoir
=
terugzien
je suis désolé
=
het spijt me
s’asseoir
=
gaan zitten
à l’étranger
=
in het buitenland / naar het buitenland
le répondeur
=
het antwoordapparaat
la fermeture
=
de sluiting
prochainement
=
binnenkort
le portable
=
de mobiele telefoon
le cours
=
de les
passer le bac
=
eindexamen doen
reconnaître
=
herkennen
finalement
=
eigenlijk
venir de
=
zojuist
ouvert
=
geopend
non plus
=
ook niet
rentrer
=
naar huis gaan
faire connaissance avec
=
kennismaken met
le rendez-vous
=
de afspraak
partir en vacances
=
met vakantie gaan
la bande
=
de groep
boire un verre
=
iets drinken