Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le congé = de vakantie / het verlof
  • reporter = uitstellen
  • le coup de tonnerre = de donderslag
  • en moyenne = gemiddeld
  • le drapeau = de vlag
  • un œil = een oog / een oogje
  • étouffant = verstikkend
  • rattraper = inhalen
  • la vague = de golf
  • l’équilibre = het evenwicht
  • l’infirmerie = de eerstehulppost
  • la serviette = de handdoek
  • souffrir = lijden
  • la chaise longue = de ligstoel
  • l’interruption = de onderbreking
  • innocent = onschuldig
  • la glacière = de koelbox
  • rester debout = rechtop blijven staan
  • le secours = de hulp
  • soigner = verzorgen
  • le sable = het zand
  • la canicule = de hittegolf
  • la collision = de botsing
  • évidemment = natuurlijk
  • les tongs = de teenslippers
  • le requin = de haai
  • tripler = verdriedubbelen
  • l’agence immobilière = het makelaarskantoor
  • mordre = bijten
  • mordu = gebeten
  • gonflable = opblazen / opblaasbaar
  • le verglas = de ijzel
  • la perturbation = de storing
  • nuageux = bewolkt
  • la grêle = de hagel
  • le ciel = de hemel / de lucht
  • la pression atmosphérique = de luchtdruk