Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • de préférence = bij voorkeur
  • disponible = beschikbaar
  • couramment = vloeiend
  • francophone = Franstalig
  • améliorer = verbeteren
  • le néerlandais = het Nederlands
  • le logement = het onderdak / de huisvesting
  • le travail = het werk
  • le Midi = Zuid-Frankrijk
  • le langue maternelle = de moedertaal
  • exact = precies
  • en été = in de zomer
  • compliqué = ingewikkeld
  • défi = de uitdaging
  • le salaire = het salaris
  • le bac / le baccalauréat = het eindexamen
  • quelques = enkele
  • faire des études = studeren
  • tenir au courant = op de hoogte houden
  • avoir l’intention de = van plan zijn om
  • l’entreprise = de onderneming / het bedrijf
  • se débrouiller = zich redden
  • échouer = zakken
  • à échouer = voor zakken
  • le diplôme = het diploma
  • la terminale = de eindexamenklas
  • la formation = de opleiding
  • la matière = het schoolvak
  • le conseiller d’orientation = de decaan
  • réussir = slagen
  • à réussir = voor slagen
  • filière = het profiel
  • les études = de studie
  • l’oral = het mondeling