Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • to edit = veranderen
  • effort = moeite, inspanning
  • to elect = verkiezen
  • employee = werknemer
  • employer = werkgever
  • to ensure = verzekeren
  • equally = gelijkmatig
  • equal = gelijk
  • era = tijdperk
  • to establish = vaststellen, stichten, opzetten
  • to estimate = inschatten
  • exception = uitzondering
  • excitement = opwinding
  • to excite = enthousiast worden, opwinden
  • expansion = uitbreiding
  • to expand = uitbreiden, groter worden
  • to expect = verwachten
  • to experience = meemaken, ervaren
  • to what extent = in hoeverre
  • extent = mate
  • extinct = uitgestorven
  • to face = tegemoet zien, geconfronteerd zijn met
  • faith = vertrouwen, geloof
  • to favour = gunstig gezind zijn
  • to be in favour of = voorstander zijn van
  • focus = nadruk
  • to focus on = zich richten op
  • genuine = echt, authentiek
  • government = regering
  • GP = huisarts
  • habit = gewoonte
  • hardly = nauwelijks
  • health = gezondheid
  • healthy = gezond
  • illness = ziekte
  • ill = ziek
  • immediately = meteen
  • incentive = initiatief
  • to be inclined to = geneigd zijn om
  • to incline = neigen
  • to exert influence = invloed uitoefenen
  • to influence = beïnvloeden
  • influence = invloed
  • intention = bedoeling
  • to intend = bedoelen
  • interest = belang
  • to interest = zich interesseren voor
  • interference = het verstoren
  • to interfere = bemoeien, verstoren
  • invention = uitvinding
  • to invent = ontdekken
  • irreversible = onomkeerbaar
  • judge = rechter
  • justification = rechtvaardiging
  • justify = rechtvaardigen
  • to do justice = recht doen aan
  • justice = rechtvaardigheid
  • likely = waarschijnlijk
  • unlikely = onwaarschijnlijk
  • in line with = in overstemming met
  • line = regel
  • manufacturer = producent
  • to manufacture = produceren
  • medicine = medicijnen, geneeskunde
  • to mention = noemen
  • MP (Member of Parliament) = lid tweede kamer
  • narrow = nauw, smal, klein
  • number = aantal
  • obesity = zwaarlijvigheid
  • obscure = duister
  • obscurity = duisterheid
  • occasion = geval
  • origin = oorsprong
  • original = oorspronkelijk
  • to pass = slagen, doorgaan voor
  • performance = optreden
  • to put something into perspective = iets in een ander licht zetten
  • to perform = optreden, presteren
  • perspective = perspectief
  • plausible = geloofwaardig