EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
ThiemeMeulenhoff
Build Up
Examensyllabus idioom uit examenvragen
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
According to / With respect to
=
volgens
Attitude
=
houding
Available
=
beschikbaar
Characteristic, to characterise
=
eigenschap, typeren
Concern
=
bezorgdheid
Let op: It concerns …
=
het gaat over …
Development, to develop
=
ontwikkeling, ontwikkelen
Due to
=
als gevolg van
Evidence
=
bewijs
Fear
=
angst
Generally
=
over het algemeen
How does … relate to…?
=
hoe verhoudt zich … tot …?
It describes …
=
het beschrijft …
It gives an explanation …
=
het geeft een verklaring …
It provides a contrast …
=
het is een tegenstelling met …
It continues the line of thought …
=
het gaat door op de ideeën van …
It criticizes …
=
het bekritiseert …
It explains …
=
het legt uit …
It adds weight to …
=
het voegt gewicht toe aan …
Image
=
beeld
In connection with
=
in verband met
Indifferent
=
onverschillig
Indignant, indignation
=
verontwaardigd, verontwaardiging
Issue
=
onderwerp
Main
=
voornaamste
What is the main message …
=
wat is de voornaamste boodschap?
Measures
=
maatregelen
Ordinary
=
gewoon (hoeft niet negatief te zijn!)
Outdated
=
verouderd
Purpose
=
doel
Regard
=
opzicht, achting
Remarkable
=
opmerkelijk
The stand taken
=
het standpunt (dat wordt) ingenomen
The writer’s present stance
=
de schrijvers huidige standpunt
To accuse
=
beschuldigen
To acknowledge
=
erkennen
To agree
=
het eens zijn met
To aim, the aim
=
richten op, doel
To approach
=
benaderen
You must approach the subject from both sides
=
je moet het onderwerp van beide kanten benaderen.
To assert
=
stellen, vaststellen
To assume
=
veronderstellen
To be inclined to
=
geneigd zijn om
To believe, belief
=
geloven, geloof
To calculate
=
berekenen
To cause, a cause
=
veroorzaken, oorzaak
To compare
=
vergelijken
To concede / To concede …
=
toegeven
To confirm
=
bevestigen
To contain
=
bevatten
To contradict
=
tegenspreken
To contribute
=
bijdragen aan
To convince
=
overtuigen
To counterbalance
=
een tegenwicht vormen
To defend
=
verdedigen
To demand
=
eisen
To deny, he denied
=
ontkennen, niet geven
He denied the crime.
=
hij ontkende de misdaad.
I denied him his rights.
=
ik gaf hem zijn rechten niet.
To do justice to
=
recht doen aan
To enable
=
in staat stellen om
To entail
=
inhouden
It entails a lot of hard work.
=
het houdt veel hard werk in.
To exceed
=
overtreffen
To ignore, ignorance
=
negeren, onwetendheid
To imply (it implied)
=
suggereren
To impress
=
indruk maken op
To include
=
inhouden (en dan een beschrijving van wat het inhoud.)
To judge from
=
te oordelen naar
Which is right, to judge from par. 3?
=
wat is juist, te oordelen naar paragraaf 3?
To mock
=
spotten
To oppose, opponent
=
tegen iets zijn, tegenstander
To prevent
=
voorkomen
To provide something
=
iets bieden, iets geven
To qualify
=
beschouwen, indelen
How could this word be qualified?
=
hoe kun je dit woord beschouwen?
To recognize
=
herkennen, erkennen
To refuse
=
weigeren
To remain
=
blijven , niet veranderen
To replace
=
vervangen
To resemble
=
lijken op
To reveal
=
tonen, laten zien
To seem to
=
lijken, schijnen
To state
=
vaststellen
To tend to
=
ertoe neigen om
To underline
=
onderstrepen
To warn / To warn against …
=
waarschuwen
Unwillingness
=
onwil
What accounts for …
=
wat is de oorzaak van …
What function is par. X meant to serve?
=
wat is het doel van paragraaf X?
To add …
=
toevoegen
To illustrate … / To provide examples of …
=
voorbeelden geven van
To summarize …
=
samenvatten
To show that …
=
laten zien
To stress that … / To emphasize …
=
benadrukken
To highlight …
=
de nadruk leggen op
To tone down …
=
afzwakken
What is in line with …
=
Wat is in overeenstemming met
What is made clear about …
=
Wat wordt duidelijk gemaakt over