Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • theatre = schouwburg / theater
  • play = toneelstuk
  • actor = toneelspeler / acteur
  • actress = toneelspeelster / actrice
  • stage = toneel / podium
  • part = rol
  • to promise = beloven
  • promise = belofte
  • to regret = betreuren
  • it's a pity = wat jammer
  • trick = truc
  • hardly ... when = nauwelijks ... of
  • to perform = opvoeren
  • performance = voorstelling
  • seat = (zit)plaats
  • to book / to reserve = reserveren
  • necessary = nodig
  • (fun)fair = kermis
  • director = regisseur
  • item = punt / onderdeel
  • audience = publiek
  • to entertain = vermaken
  • entertainment = vermaak / amusement
  • to request = verzoeken
  • request = verzoek
  • admission = toegangsprijs
  • award = prijs