Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • relationship = relatie
  • relative = familielid
  • close relative = naaste familielid
  • engaged = verloofd
  • engagement = verloving
  • to celebrate = vieren
  • celebration = viering
  • to divorce = scheiden
  • divorce = scheiding
  • because of; on account of = vanwege
  • to live together; to cohabit = samenwonen
  • to separate = uit elkaar gaan
  • separation = scheiding; scheiding (na samenwonen)
  • inseparable = onafscheidelijk
  • single = alleenstaand
  • to desert; to abandon = in de steek laten
  • to bring up; to raise = grootbrengen
  • foster parents = pleegouders
  • stepfather = stiefvader
  • ancestor = voorouder
  • to descend; to descend (from) = afstammen; afstammen (van); afstammen van
  • descendant = afstammeling
  • bachelor = vrijgezel
  • adult = volwassene
  • grown-up = volwassen
  • to regard; to consider = beschouwen
  • among = onder