Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • measure = maatregel
  • to deal with = omgaan met
  • to handle = aanpakken
  • unruly = lastig; onhandelbaar
  • to reverse = omdraaien
  • the reverse = het omgekeerde
  • role reversal = rolwisseling
  • to pretend = doen alsof
  • pretence = voorwendsel
  • trick = truc
  • miser = vrek
  • mean = gierig; gemeen
  • authority = gezag
  • to provoke = uitlokken
  • provocative = uitdagend
  • sense of humour = gevoel voor humor
  • naughty = ondeugend
  • to intrude = storen
  • intrusion = inbreuk
  • intruder = indringer
  • similar = gelijkend
  • similarity = overeenkomst
  • to apply = gelden
  • to apply to = gelden voor
  • craze = rage
  • to realise = beseffen
  • consequence = gevolg
  • consequently = als gevolg; daarom
  • polite = beleefd
  • impolite = onbeleefd