Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • age = leeftijd/tijdperk/eeuw
  • century = eeuw (100 jaar)
  • epoch/era = tijdperk
  • opportunity = goede gelegenheid/goede kans
  • occasion = gelegenheid
  • on the occasion of = ter gelegenheid van
  • occasionally = af en toe
  • to postpone / to put off = uitstellen
  • contemporary = tijdgenoot / modern/eigentijds
  • to expire = verlopen / aflopen
  • of late/lately/recently = de laatste tijd
  • recently = onlangs/kort geleden
  • prospect = vooruitzicht
  • unpredictable = onvoorspelbaar
  • predictable = voorspelbaar
  • to predict = voorspellen
  • prediction = voorspelling
  • origin = oorsprong
  • elderly = bejaard
  • mankind = de mensheid
  • instant/moment = ogenblik
  • instant/immediate = onmiddellijk
  • generation gap = generatiekloof