Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • health = gezondheid
  • healthy = gezond
  • flu/influenza = griep
  • disease/illness = ziekte
  • to cause = veroorzaken
  • cause = oorzaak
  • malignant = kwaadaardig
  • germ = bacterie
  • risk = risico
  • ordinary = gewoon
  • to consult = raadplegen
  • to examine = onderzoeken
  • tranquilliser = kalmeringsmiddel
  • label = etiket
  • habit = gewoonte
  • disabled = gehandicapt/invalide
  • disability = handicap
  • asset = waardevol bezit
  • to breathe = ademen
  • chest = borstkas
  • paralysed = verlamd
  • kidney = nier
  • sore = pijnlijk/zeer
  • vein = ader
  • oxygen = zuurstof
  • contraceptive = voorbehoedmiddel
  • pregnant = zwanger
  • pregnancy = zwangerschap
  • to get rid of = kwijtraken/afkomen van
  • to hurt = pijn doen
  • to have a fever = koorts hebben