Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • age / era = tijdperk
  • schedule = tijdschema
  • opportunity = goede gelegenheid/kans
  • occasion = gelegenheid
  • on the occasion of = ter gelegenheid van
  • occasionally = af en toe
  • to postpone/to put off = uitstellen
  • contemporary = tijdgenoot
  • to expire = verlopen / aflopen
  • of late/lately/recently = de laatste tijd
  • recently = onlangs/kort geleden
  • prospect = vooruitzicht
  • to predict = voorspellen
  • (un)predictable = (on)voorspelbaar
  • prediction = voorspelling
  • origin = oorsprong
  • elderly = bejaard
  • mankind = de mensheid
  • instant/moment = ogenblik
  • instant/immediate = onmiddellijk
  • to anitcipate/to expect = verwachten
  • in anticipation of = in afwachting van
  • contrary (to) = in tegenstelling (tot)
  • on the contrary = integendeel
  • leap year = schrikkeljaar