Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • beam = balk
  • to sustain = steunen/dragen
  • quaint/picturesque = schilderachtig
  • property = onroerend goed / eigenschap
  • porch = portiek
  • humble = eenvoudig
  • to peep = gluren
  • faint = zwak/vaag
  • to retire = zich terugtrekken
  • to insert = insteken
  • damp = vochtig
  • to entail = met zich meebrengen
  • spark = vonk
  • to fade = verwelken / verschieten
  • utter = volkomen/totaal
  • patch = plek
  • mantelpiece = schouw
  • ornament = snuisterij
  • threshold = drempel
  • to gather = verzamelen
  • to chop = hakken
  • to uproot = ontwortelen
  • chest = kist
  • to enhance = verbeteren/verhogen