Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • to prosper = bloeien
  • joint = gezamenlijk
  • to exercise = uitoefenen
  • to settle = regelen
  • magnate/tycoon = magnaat
  • premises = pand/gebouw
  • bankruptcy = faillissement
  • trader = handelaar
  • barrier = belemmering/barriere
  • to cash in (on) = profiteren (van)
  • to relate to = in verband staan met
  • affluent = rijk/welvarend
  • affluence = rijkdom/weelde
  • revenue = inkomsten
  • to amount to = bedragen
  • quest = zoektocht
  • due = verschuldigd
  • expenditure = uitgaven
  • to soar = omhoogschieten
  • wallet = portefeuille
  • proceeds = opbrengst
  • legacy = erfenis
  • funds = geld/fondsen
  • to provide for = zorgen voor
  • to deduct = aftrekken
  • to transfer (into) = overmaken/overboeken (naar)
  • arrears = achterstand
  • to boil down to = neerkomen op
  • to allocate = toewijzen
  • to maintain = onderhouden
  • maintenance = alimentatie