Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • guardian = voogd
  • marital = huwelijks
  • core = kern
  • infant = baby/peuter
  • to part = uit elkaar gaan
  • matrimony = huwelijk
  • offspring = afstammelingen
  • casual = oppervlakkig
  • lad = knaap
  • next of kin = naaste familieleden
  • minor = minderjarige
  • posterity = nageslacht
  • flaw = foutje
  • in vogue = in de mode
  • conspicuous = opvallend
  • garment = kledingstuk
  • appropriate = passend
  • undertaker = begrafenisondernemer
  • greed = hebzucht
  • greedy = hebzuchtig
  • edible = eetbaar
  • distinct = duidelijk
  • utensil = gebruiksvoorwerp
  • appliance = apparaat
  • domestic = huishoudelijk
  • starvation = honger
  • exquisite = voortreffelijk
  • all but = bijna
  • booze = drank
  • beverage = drank/drankje
  • to devastate = verwoesten
  • to comply with = voldoen aan
  • to conduct = dirigeren/leiden