Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • worried = bezorgd
  • to bleed = bloeden
  • doctor = dokter
  • dizzy = duizelig
  • broken = gebroken
  • to help = helpen
  • to cry = huilen
  • toothache = kiespijn
  • pain = pijn
  • ill = ziek
  • My dad has a cold. = Mijn vader is verkouden.
  • I have a really bad headache. = Ik heb erge hoofdpijn.
  • I’ve got a fever. = Ik heb koorts.
  • I’m feeling sick. = Ik voel me misselijk.
  • Jason’s not feeling well. = Jason voelt zich niet goed.
  • My leg hurts very badly. = Mijn been doet erg veel pijn.
  • Jacob looks pale. = Jacob ziet bleek.