EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
Malmberg
All right!
3e editie
VMBO-BK - Leerjaar 1 - 3e editie
Hoofdstuk 5.3
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
to pay
=
betalen
broke
=
blut
cheap
=
goedkoop
to buy
=
kopen
discount
=
korting
to cost
=
kosten
to borrow
=
lenen
wallet
=
portemonnee
price
=
prijs
salary
=
salaris
to sell
=
verkopen
worth
=
waard
What do you think of this spot?
=
Wat denk je van deze plek?
What’s your opinion of the festival?
=
Wat is je mening over het festival?
Do you like this music?
=
Vind je deze muziek leuk?
Do you think this is expensive?
=
Denk je dat dit duur is?
I agree.
=
Daar ben ik het mee eens!
I don’t agree.
=
Daar ben ik het niet mee eens!
I like ...
=
Ik vind ... leuk.
I don’t like ...
=
Ik vind ... niet leuk.
You’re right.
=
Je hebt gelijk.
That’s just perfect!
=
Dat is perfect!
It’s amazing!
=
Het is geweldig!
That’s too expensive.
=
Dat is te duur.
I think that’s a good idea.
=
Ik vind dat een goed idee!
I don’t think that’s a good idea.
=
Ik vind dat geen goed idee!
I have a part-time job.
=
Ik heb een bijbaantje.
I make 3 euros an hour.
=
Ik verdien 3 euro per uur.
I don’t have a lot of money.
=
Ik heb niet veel geld.
I’m a student at Middleton College
=
Ik ben een leerling op Middleton College.
I’m very good at saving.
=
Ik ben goed in sparen.
I’m not very good at saving.
=
Ik ben niet goed in sparen.
My pocket money is 10 euros a week.
=
Mijn zakgeld is 10 euro per week.