Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • It’s a sort of ... = Het is een soort …
  • It has the shape of a ... = Het heeft de vorm van …
  • It’s what you ... to ... = Het is wat je … om …
  • It’s made of ... = Het is gemaakt van …
  • It has ... = Het heeft …
  • It is used to ... = Het wordt gebruikt om …
  • I’d like to remark that ... = Ik wil graag opmerken dat …
  • Mind you, I do think that ... = Let wel, ik denk wel dat …
  • On the other hand ... = Aan de andere kant …
  • That may be true, but ... = Dat kan wel zo zijn, maar…
  • Do you actually realise that … = Realiseer je je überhaupt dat …
  • It really annoys me that … = Het irriteert me dat …
  • Oh, come on, … = Oh, kom op …
  • Stop that … = Stop met ….
  • There's no way that … = Er is geen sprake van dat …
  • It is not true ... = Het is niet waar …
  • I have never … = Ik heb nooit …
  • First of all, … = Allereerst …
  • Secondly, … = Ten tweede …
  • Finally, … = Ten slotte …
  • In the first place, … = Op de eerste plaats …
  • Besides that, … / Besides that ... / In addition, ... = Bovendien, …
  • And finally, … = En ten slotte …
  • To cut a long story short, ... = Om een lang verhaal kort te maken, …
  • So, in a nutshell ... = Dus, in een notendop …
  • In short, ... = Kortom, …
  • To conclude, ... = Concluderend …
  • In conclusion, ... = Tot slot, …
  • To summarise, ... = Samengevat …
  • Summing up, you might say that ... = Samengevat zou je kunnen zeggen dat …
  • In all, ... = Al met al …
  • The point is ... = Het punt is …
  • The real problem is ... = Waar het om draait is …
  • The real question is ... = De echte vraag is …
  • From this point of view ... = Vanuit dit gezichtspunt …
  • All things considered, ... = Alles in overweging genomen …
  • This raises the problem … = Dit stelt het probleem aan de orde …
  • I doubt if ... = Ik betwijfel of …
  • I wonder if ... = Ik vraag me af …
  • I’m not sure if ... = Ik weet niet zeker of …
  • It’s doubtful if … = Het is twijfelachtig of …
  • It's uncertain if … = Het is niet zeker dat …
  • It is ridiculous … = Het is belachelijk …
  • It is unbelievable … / It is incredible … = Het is ongelofelijk …
  • I can't believe … = Ik kan niet geloven …
  • I can't imagine … = Ik kan me niet voorstellen …
  • I was shocked to read … = Ik was geschrokken toen ik las …
  • For example, … / For instance, … = Bijvoorbeeld, …
  • Take for example, … = Neem bijvoorbeeld, …
  • Take the way he … = Neem de manier waarop (hij)…
  • For one thing, … = Enerzijds, …
  • To give you an idea … = Om je een idee te geven …
  • I prefer to … = Ik geef de voorkeur (aan) …
  • I would rather … = Ik zou liever …
  • I wouldn't mind … = Ik zou het niet erg vinden …
  • I'd rather not … = Ik zou liever niet …
  • What about … = Wat dacht je van …
  • What if we … = Wat als we …
  • We might … = We might …
  • Why don't we … = Waarom gaan we niet …
  • Let's … = Laten (we) …
  • And another thing ... = En nog iets, …
  • Furthermore ... = Verder, … / Bovendien, …
  • Not to mention the fact that ... = Om niet te spreken over het feit dat …
  • Plus the fact that ... = Plus het feit dat …
  • What’s more, ... = Trouwens, … / Overigens, …