Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le moindre = het minste
  • le bourgeois = de burger (iemand uit de middenklasse)
  • se contenter de = zich tevredenstellen met
  • parmi = onder / tussen
  • les mœurs (f pl) = de gebruiken
  • n’importe qui = wie dan ook
  • la culotte courte = de korte broek
  • dès = vanaf
  • peu (de) = weinig
  • l’énigme (f) = het raadsel
  • frotter = wrijven
  • s’étonner = zich verbazen
  • démodé = ouderwets
  • décourager = ontmoedigen
  • faire la bise à quelqu’un = iemand een kus geven
  • bref = kortom
  • jusqu’à ce que = totdat
  • compter sur = rekenen op
  • digne = waardig
  • vaniteux = verwaand
  • rare = zeldzaam
  • insupportable = onuitstaanbaar
  • suspendre (suspendu) = ophangen (opgehangen)
  • l’enfant prodige (m/f) = het wonderkind
  • la joue = de wang
  • le peuple = het volk
  • le bien = de bezitting / het bezit
  • depuis = sinds
  • repérer = opsporen / ontdekken
  • l’entretien d’embauche (m) = het sollicitatiegesprek
  • le SMIC = het minimumloon
  • la retraite = het pensioen
  • la lettre de motivation = de sollicitatiebrief
  • le jour de congé = de vrije dag
  • le syndicat = de vakbond
  • postuler = solliciteren
  • brut / net = bruto / netto
  • l’offre d’emploi (f) = de vacature
  • la grève = de staking
  • licencier = ontslaan