Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le garçon = de jongen
  • la fille = het meisje
  • l’amie (f) = de vriendin
  • comment ? = hoe?
  • ça va bien = het gaat goed
  • le prénom = de voornaam
  • tu habites (habiter) = jij woont (wonen)
  • qui ? = wie?
  • oui = ja
  • non = nee
  • tu t’appelles (s’appeler) = jij heet (heten)
  • ça va ? = hoe gaat het?
  • merci = bedankt
  • présenter = voorstellen
  • moi ? = ik?
  • au revoir = tot ziens
  • à plus = tot later
  • chouette = leuk
  • nouveau, nouvelle = nieuw
  • là-bas = daar, daarginds
  • regarde ! (regarder) = kijk! (kijken naar)
  • tout près = vlakbij
  • écoutez ! (écouter) = luister! (luisteren naar)
  • c’est l’heure = het is tijd
  • excuse-moi = sorry