Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • en cinquième = in de brugklas
  • le / la même = dezelfde, hetzelfde
  • sympa = aardig
  • je te présente (présenter) = ik stel je voor (voorstellen)
  • où ? = waar?
  • la maison = het huis
  • la piscine = het zwembad
  • loin = ver
  • l’appartement (m) = het appartement
  • le jardin = de tuin
  • il s’appelle (s’appeler) = hij heet (heten)
  • la minute = de minuut
  • maintenant = nu
  • très = heel, erg
  • bien = goed
  • et = en
  • mais = maar
  • avec = met
  • monsieur = meneer
  • madame = mevrouw
  • c’est vrai = het is waar
  • c’est possible = het is mogelijk
  • le terrain de foot = het voetbalveld
  • génial = geweldig
  • on va (aller) = we gaan, zullen (gaan)