Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le garage = de garage
  • l’entrée (f) = de ingang
  • la porte = de deur
  • l’escalier (m) = de trap
  • l’ascenseur (m) = de lift
  • l’étage (m) = de verdieping
  • le meuble = het meubelstuk
  • la pièce = de kamer, het vertrek
  • la chambre = de slaapkamer
  • la cuisine = de keuken
  • la salle de bains = de badkamer
  • la salle de séjour = de woonkamer
  • la fenêtre = het raam
  • l’armoire (f) = de kast
  • les toilettes (f pl) = het toilet
  • la chaise = de stoel
  • la table = de tafel
  • le lit = het bed
  • le bâtiment = het gebouw
  • le toit = het dak
  • la ferme = de boerderij
  • le parking = de parkeerplaats
  • vivre = wonen, leven
  • monter = naar boven gaan
  • descendre = naar beneden gaan