Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le centre-ville = het stadscentrum
  • l’immeuble (m) = het flatgebouw
  • la station de métro = het metrostation
  • le magasin = de winkel
  • faire du vélo = fietsen
  • la plage = het strand
  • la voiture = de auto
  • la circulation = het verkeer
  • ouvert (ouvrir) = open, geopend (openen)
  • l’arrêt de bus (m) = de bushalte
  • ne … pas = niet, geen
  • intéressant = interessant
  • au-dessus = boven
  • la chose = het ding
  • il faut = je moet, het is nodig
  • dangereux, dangereuse = gevaarlijk
  • faire du surf = surfen
  • plus tard = later
  • traverser = oversteken
  • en face de = tegenover
  • l’été (m) = de zomer
  • je veux (vouloir) = ik wil (willen)
  • le bruit = het geluid, lawaai
  • le coin = de hoek
  • la campagne = het platteland