Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • progresser = progresser
  • célèbre = beroemd
  • devenir = worden
  • sur = over
  • l’heure (f) = het uur
  • montrer = laten zien
  • l’exposé (m) = de spreekbeurt
  • on se voit = we zien elkaar
  • le but = het doel, doelpunt
  • intensif, intensive = intensief
  • j’ai appris = ik heb geleerd (leren)
  • le matériel = het materiaal
  • fou, folle = gek
  • le casque = de helm
  • la planche = de plank, het board
  • le coude = de elleboog
  • le genou = de knie
  • vérifier = controleren
  • futur = toekomstig
  • l’idée (f) = het idee