Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • mesurer = meten, lang zijn
  • en tissu = van stof
  • mamie = oma
  • interdit (interdire) = verboden (verbieden)
  • à partir de = vanaf
  • assez = nogal
  • il dit (dire) = hij zegt (zeggen)
  • le propriétaire = de eigenaar
  • au moins = ten minste
  • les poils (m pl) = de vacht
  • hésiter = twijfelen
  • la patte = de poot
  • j’ai vu (voir) = ik heb gezien (zien)
  • la queue = de staart
  • l’affiche (f) = de poster
  • le corps = het lichaam
  • jeune = jong
  • le collier = de halsband
  • bouclé = gekruld
  • moyen, moyenne = gemiddeld