Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • l’absence (f) = de afwezigheid
  • l’excuse (f) = het excuus
  • le prétexte = de smoes
  • tomber malade = ziek worden
  • attraper la grippe = de griep krijgen
  • tousser = hoesten
  • éternuer = niezen
  • le cabinet du médecin = de dokterspraktijk
  • l’examen (m) = het onderzoek
  • médical = medisch
  • la chute = de val
  • se cogner = zich stoten
  • la blessure = de verwonding
  • le sang = het bloed
  • également = eveneens
  • si = of (voorwaarde)
  • se faire mal = zich pijn doen
  • cordialement = vriendelijke groet
  • être en forme = in vorm zijn
  • excuser quelqu’un = iemand verontschuldigen