Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • rencontrer = ontmoeten
  • gagner = winnen
  • avoir peur = bang zijn
  • faire mal, ça fait mal = pijn doen, dat doet pijn
  • être d’accord = het (ermee) eens zijn
  • attaquer = aanvallen
  • dur = zwaar
  • tout le monde = iedereen
  • je cours (courir) = ik ren (rennen)
  • contre = tegen
  • le bleu = de blauwe plek
  • la blessure = de verwonding, de blessure
  • assez = nogal
  • défendre = verdedigen
  • l’adversaire (m) = de tegenstander
  • fort = sterk