Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • arriver = aankomen
  • partir = vertrekken
  • voyager = reizen
  • la route = de weg
  • l’autoroute (v = de snelweg
  • la gare = het station
  • la station = de halte
  • l’aéroport (m) = het vliegveld
  • l’avion (m) = het vliegtuig
  • le train = de trein
  • la voiture = de auto
  • la bateau = de boot
  • le temps = het weer
  • la visite = het bezoek
  • en voiture = met de auto
  • en train = met de trein
  • en avion = met het vliegtuig
  • en bateau = met de boot
  • en vélo = met de fiets
  • à pied = te voet / lopend