Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • venir = komen
  • je crois = ik denk
  • attraper = oplopen
  • le rhume = de verkoudheid
  • tousser = hoesten
  • éternuer = niezen
  • tout le temps = de hele tijd
  • la grippe = de griep
  • c’est pourquoi = daarom
  • il doit = hij moet
  • chez le dentiste = bij de tandarts
  • en plus = bovendien, ook nog
  • avoir de la fièvre = koorts hebben
  • excuser = excuseren
  • l’absence (v) = de afwezigheid, de absentie
  • la blessure = de verwonding, de blessure